Meer dan voor proza geldt voor poëzie dat het, bijna onvermijdelijk, commentaar behelst op andere poëzie. Dichters lezen andere dichters en dat debutant Thomas Möhlmann (1975) dat met een studie Nederlands in zijn achterzak óók heeft gedaan, valt hem niet kwalijk te nemen. Punt is wel dat zijn debuut 'De vloeibare jongen' weinig meer is dan een elegant na- en overschrijven van voorgangers, en deze bundel vol tamelijk mysterieuze verhaaltjesgedichten te weinig 'eigens' heeft om hem tot een belofte bestempelen. Conclusie: wel vakmanschap, maar geen lef. - 3 gwrrfs.